Noordelijk
Bach
Consort

Programmatoelichting

Inhoudelijke toelichting programma - De Baroksolist centraal

 

In het najaarsproject 2025 van het Noordelijk Bach Consort zetten we de solisten centraal. Vóór de barokperiode was de meeste muziek vocale kerkmuziek. Hoewel de barokcomponisten de vocale muziek in de vorm van koralen, cantates en opera’s ook nog omarmden, werd ook de instrumentale muziek steeds populairder. In de barokperiode ontwikkelde zich een stijl met meer realisme en dramatische effecten om de kunst dichter bij de mensen te brengen. Zelfs de eenvoudigste melodieën werden vaak verfraaid met allerlei versieringen zoals trillers en voorslagen.

Door het gebruik van de basso continuo werd het ook mogelijk om andere instrumentalisten of zangers te laten schitteren in solo’s. Op deze wijze ontwikkelde zich het “concerto”. In een concerto wordt geprobeerd één of meer instrumentalisten of zangstemmen tegenover de overige instrumentale groepen (het orkest) te plaatsen. Dit heeft geleid tot het ontstaan van het “concerto grosso” en het latere soloconcert als compositievormen.

In het concerto grosso staat het “concertino”, een kleine groep instrumentalisten, tegenover het “ripieno” (het overige orkest). Tezamen vormt dit dan een “tutto” (een geheel orkest). In composities die voor concerto grosso werden geschreven vindt men dan ook vaak afwisseling tussen de gehele spelende bezetting van een relatief grote groep instrumentalisten, en de meer solerende passages van het concertino. Door deze vorm kon naast contrast in grootte ook dynamisch contrast ontstaan.

Uit dit concerto grosso ontwikkelde zich het soloconcert (bijvoorbeeld bij Vivaldi, Marcello, Torelli, Bach en Händel). Een soloconcert is een concerto waarbij een solist een muzikale dialoog aangaat met de begeleidende groep, in de barok meestal een orkest bestaande uit strijkers. Deze vorm groeide op zijn beurt uit tot virtuoze concerten waarin een solo-instrumentalist of solo-zanger kon schitteren. Daarbij kwam de nadruk steeds meer te liggen op de technische en artistieke vaardigheid van de solist en kreeg het orkest steeds meer een dienende rol.

 

In ons najaarsproject komt deze ontwikkeling prachtig naar voren. We beginnen met het Concerto grosso voor 4 violen, altviool en basso continuo in a-klein van Giuseppe Valentini (1681-1753). In dit concerto is heel goed de afwisseling te horen tussen het concertino van de 4 violen en het ripieno van de andere instrumentalisten. Valentini was geboren in Florence, maar studeerde in Rome, onder andere met de veel bekendere Corelli. Het is onduidelijk waarom zijn muziek veel minder bekend is gebleven. Het concert dat wij spelen wordt beschouwd als één van zijn meesterwerken. Hij wilde graag innovatief en origineel zijn en gaf zelf aan dat hij met dit stuk een heel nieuwe stijl ontwikkelde. In elk deel komt een ander gevoel tot expressie, maar het is knap hoe Valentini dit toch tot een geheel weet te smeden, gebaseerd op dansen, volksmuziek en zelfs Franse recitatieven. Valentini leverde zo een geheel eigen bijdrage aan de ontwikkeling van de (Italiaanse) barokmuziek.

 

Na dit voorschot vervolgen we het programma met een echt soloconcert voor de cello in a-klein van de tweede overlevende en bekendste zoon van Johann Sebastian Bach, Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788). Hierin laten we Mathilde van Wijnen schitteren op de barokcello, begeleid door strijkers en basso continuo.

C.P.E. Bach wordt vaak de “Hamburgse Bach” genoemd, naar de stad waar hij het grootste deel van zijn leven werkte, maar door tijdgenoten werd hij aangeduid als "Berlijnse Bach". Hij studeerde oorspronkelijk rechten, maar werd in 1740 hofmusicus (klavecinist) in Potsdam. Hij verkeerde met groot gemak in de hoogste kringen. Zijn brede, algemene ontwikkeling was hem hierbij erg van nut. Hij was charmant, hoffelijk en onderhoudend, eigenschappen die zijn vader wel eens miste. Het celloconcert, gecomponeerd in 1750 in Berlijn, is een duidelijk voorbeeld van zijn expressieve stijl met net als bij Valentini veel emoties en scherpe contrasten (“Sturm und Drang”). Het concert lijkt niet voor een speciale gelegenheid te zijn gecomponeerd. De meeste van zijn concerten lijken bedoeld voor optredens aan het hof of op privésamenkomsten, waar virtuoze musici hun kunsten konden vertonen.

Carl Philipp Emanuel heeft regelmatig gereisd. In 1767 heeft hij op 8 januari een concert gegeven in het Concerthuis aan de Poelestraat in Groningen. Daar werd hij aangekondigd als "de heer Bach van Berlijn". In Groningen heeft hij op een klavecimbel "Muziek Stukken van zyne eigene Compositie" gespeeld. Het Groningse concert wordt in verband gebracht met de werkzaamheden van de Groningse organist Jacob Wilhelm Lustig, geboren en getogen in Hamburg.

 

Na de pauze spelen twee zangsolisten de hoofdrol. De sopraan, Sara Corbey, en de alt, Hanneke Tichelaar, vertolken de solopartijen in BWV 1083, Tilge, Höchster, meine Sünden van

Johann Sebastiaan Bach (1685-1750). Pas in 1946 maakte de toenmalige Leipziger Thomascantor Karl Straube (1873-1950) voor het eerst melding van deze bewerking door Bach van het Stabat Mater van Pergolesi.

Bach verving daarin de tekst van de beroemde katholieke hymne door een ritmische en berijmde versie van Psalm 51 met als eerste woorden Tilge, Höchster, meine Sünden en bracht allerlei verbeteringen aan in de muziek van Pergolesi. Pergolesi (1710–1736) was bij zijn vroegtijdig overlijden op 26-jarige leeftijd aan tuberculose wereldberoemd in Europa, vooral door dit Stabat Mater.

Het is om verschillende redenen een hoogst uitzonderlijk stuk. Dat J.S. Bach zich zette aan het parodiëren van dit stuk blijft verbazend. Bach, de zestig gepasseerd, boog zich over het werk van een 25 jaar jongere componist, de generatie van zijn oudste kinderen, hij overschreed er geografische (Duitsland/Italië) en confessionele grenzen (protestant/katholiek) mee, maar toonde zich bovenal geïnteresseerd in een geheel nieuwe muzikale stijlperiode: de galante of empfindsame stijl van het opkomende vroeg-classicisme. Evenzo opmerkelijk is dat hij een Latijnse tekst door een Duitse verving, terwijl hij tot dan toe (in zijn missen) steeds de omgekeerde weg bewandelde.
Naast de aanpassing in de tekst, schonk Bach vooral veel aandacht aan de structuur in de muziek. Mogelijk heeft Bach BWV 1083 voor huiselijke kring gemaakt. De kleine bezetting, en de intieme sfeer pleiten hiervoor. Bachs ingrepen tonen echter ook aan dat hij het werk mogelijk geschikt wenste te maken als Hauptmusik in Leipzig, op de liturgische plek van de cantate.

 

Het Noordelijk Bach Consort onder leiding van Marion Bluthard brengt op deze originele wijze de muzikale ontwikkelingen tijdens de barokperiode voor het publiek aantrekkelijk en toegankelijk.